Voor het kantoor staat de onafhankelijkheid van de advocaat centraal. Een advocaat verdedigt zijn cliënt met alle middelen die de wet hem biedt, zonder gevoelig te zijn voor welke vorm van druk dan ook. Een advocaat moet durven “tegenspreken”, soms letterlijk, ten overstaande van de macht of de partij die de belangen van de eigen cliënt dreigt te ondergraven. Alleen de wet, de deontologie en zijn eigen geweten mogen zijn leidraad vormen.
Een advocaat moet moedig zijn, vasthoudend en soepel tegelijk, verzoenend wanneer het kan, hard wanneer het moet. De advocaat moet zich wapenen met kennis, ruggengraat, een scherpe pen en een ijzersterk woord, gekant zijn tegen de eenzaamheid die het beroep soms met zich meebrengt (wanneer het “allen tegen één” lijkt), en met een absolute betrokkenheid en een totale afstand tegelijk elke zaak behandelen.
